schurk
schurk - zelfstandig naamwoord 1. iemand die slechte dingen doet ♢ die schurk heeft gelogen Zelfstandig naamwoord: schurk de schurk de schurken het schurkje Synonieme...
Muiswerk Educatief (2017)
schurk - zelfstandig naamwoord 1. iemand die slechte dingen doet ♢ die schurk heeft gelogen Zelfstandig naamwoord: schurk de schurk de schurken het schurkje Synonieme...
Marc de Coster (2007)
gewetenloze vent; gemene kerel. Sedert ca. 1701. Ontleend aan het Duits (Schurke). Een verband met ‘wrijfpaal’ (paai waaraan de beesten in de weide zich kunnen wrijven volgens Van Dale), vroeger ook schurk genoemd, valt niet uit te sluiten.Hoe, wat hamer! Denk je dat ik een schurk, of denk je dat ik razende dol ben? (Betje Wolff en Aagj...
Van Dale Uitgevers (1950)
m. (-en), 1. (niet alg.) wrijfpaal; 2. gemene gewetenloze kerel, bedrieger, schavuit, boef: het is een doortrapte schurk.
Jozef Verschueren (1930)
m. (-en; -je) [schurken, Intens. van schuren] 1. Eig. W. g. wrijfpaal, schuurpaal. 2. msch. Metf. [vlg. bengel, schoelje] gewetenloos afzetter, bedrieger : een verachtelijke -; pleit een van de galg af, hij zal er uzelf gaarne aan helpen, slechte mensen vergelden weldaden met ondank.
T. Pluim (1921)
slecht mensch; letterlijk: de paal (schurkpaal), waaraan het vee in de weide zich „schurkt” of schuurt.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: