bij de officiële volkstelling in België behoorde traditioneel een talcntclling. die o.m. bepalend was voor het één- of tweetalig taalregime in de gemeente (→ taalkwestie). Dertig pct. anderstaligen betekende nl. overgang naar tweetalig bestuur.
De talentelling van 1947 viel in de Brusselse agglomeratie en in sommige taalgrensgemeenten, m.n. door sociale druk en anti-Vlaamse stemming, ongunstig uit voor het Ned. De uitslagen, hoewel door tal van Vlamingen betwist, maakten uiteindelijk in 1954 diverse in 1930 eentalige of' overwegend Vlaamse gemeenten officieel tweetalig of overwegend Franstalig. Bij de volkstelling van 1961 werd onder Vlaamse druk (driehonderd Vlaamse burgemeesters weigerden uitdeling van de tellingformulieren) de talentelling uitgesteld, maar in feite afgeschaft, want ook de volkstelling van 1970 kende er geen meer.Litt. P.M.G.Levy. La querelle du recensement (1960); H.Todts, Hoop en wanhoop der Vlaamsgezinden II: 1954-65 (1967).