Middelned. dichter en geschiedschrijver, *ca. 1270, ✝ na 1326. Van Brabantse afkomst; studeerde ca. 1294 theologie te Parijs; vanaf 1304 vicaris te Zichem; 1312 pastoor te Veltem.
Hij voltooide het vierde deel van J.van Maerlants Spiegel Historiael en voegde er een vijfde deel aan toe, waarin hij o.a. de Guldensporenslag (1302) behandelde. In 1326 schreef hij Arturs boec, een vervolg op Merlyn van J.van Maerlant. Ook wordt hem de vertaling van het Franse Lancelot en prose toegeschreven.