Germanismen in het Nederlands

Dr. S. Theissen (1978)

Gepubliceerd op 11-06-2020

Afbouw, afbouwen

betekenis & definitie

Deze woorden worden soms in twee germanistische (D. ‘Abbau, abbauen’) betekenissen gebruikt:

a.‘Ontginning, ontginnen (van een mijn)’:

‘Verwacht wordt dat reeds in 1974 de laatste mijn zal worden “afgebouwd” waarmee “mijnwerker” een even historisch beroep zal zijn geworden als “lantaarnopsteker”.’ (De Standaard, 14.10.72, p. 10)

Dit germanisme wordt door de puristen en ook door de meeste woordenboeken afgekeurd. Sommige hebben het niet eens opgenomen. Nochtans is het in de mijnbouw zeer gebruikelijk. Verschueren en Jansonius hebben daaruit de consequenties getrokken : ze vermelden afbouw (‘ontginning’) zonder verdere aantekening.

b.‘Verlaging, verlagen (van loon, kosten), (het) inkrimpen (van een afdeling enz.)’ :

‘De afbouw-intenties van Fabelta-Zwijnaarde werden bekendgemaakt...’ (d.i. het afschaffen van 42 arbeidsplaatsen) (Het Volk, 9.10.72, p. 6)

‘De regering heeft besloten de overheidssubsidies geheel af te bouwen.' (Elseviers Magazine, 18.12.71, p. 157)

Ook dit germanistisch gebruik van afbouw wordt door ongeveer alle puristen gewraakt. Eigenaardig genoeg hebben de woordenboeken deze betekenis van afbouw niet opgenomen.

Afbouw(en) (‘ontginning’) blijft beperkt tot de technische taal. Afbouw(en) (‘verlaging’) is, hoewel men het hier en daar in de kranten zal aantreffen, nog niet ingeburgerd.