Gepubliceerd op 21-01-2020

LANDSCHAP

betekenis & definitie

De gaafheid van het Friese landschap werd in de jaren ’60 en ’70 op vele plaatsen gevoelig aangetast. Er behoeft slechts te worden gewezen op de sterk toenemende horizonvervuiling: hoge flatgebouwen (o.a.

Leeuwarden, Bolsward, Sneek, Heerenveen, Drachten), de PEB-centrale aan het Bergumer Meer, de telefoontoren te Spannenburg. Ook op andere wijze wordt het open landschap ernstig bedreigd: hoogspanningsleidingen (vernieuwd 1973-1974) doorkruisen elke hoek van de provincie, nieuwe verkeerswegen met hoge bruggen, waarvan vele storend, ondanks het schijnargument van het „ruim uitzicht”.

Voorts zijn bungalowparken, campings, jachthavens enz. (Balk, Lemmer, Langweer, Workum), veelal langs voorheen rustieke wateren, wonde plekken in het landschap, die door de doorgaans laat aangebrachte en langzaam groeiende beplanting slechts langzaam enigszins gecamoufleerd worden. Ook dorpen en steden groeien hoe langer hoe verder het landschap binnen, vaak karakterloos, naakt en ongecamoufleerd.

De schaalvergroting in de landbouw brengt met zich mee, dat op vele plaatsen boomwallen worden opgeruimd (niet altijd noodzakelijk) en nieuwe bedrijfsgebouwen worden opgericht van povere vormgeving en industriële materialen. In ruilverkavelingsgebieden worden vele kronkelige weggetjes en bochtige wateren vervangen door rechte ontsluitingswegen en dito sloten.

Met name op de Waddeneilanden hebben bepaalde gebieden sterk te lijden van de recreatie, waardoor het duinlandschap plaatselijk ernstige schade heeft geleden (Ameland, Terschelling waar met prikkeldraad afsluitingen moesten worden gemaakt). Boor- en distributiestations van gas, stortplaatsen, autokerkhoven enz. zijn incidenteler optredende vormen van landschapsvervuiling.

De neiging, voorheen karakteristieke en in sommige gevallen monumentale boerderijen uit financiële overwegingen provisorisch te herstellen na stormschade (de stormen in 1972 en 1973), betekent een zware aanslag op het Fr. landschapsschoon. Tevens moet gewezen worden op de kwalijke neiging om tweede woningen een aankleding en uiterlijk (bijv. wit- of geelgeverfde muren) te geven die in het geheel niet past bij het historisch gegroeide.

Gelukkig is er in de jaren ’70 een hernieuwd bewustzijn t.a.v. de waarde van het landschapsschoon te constateren.

Organisaties als It Fryske Gea, de Bond Heemschut, de Fryske Mole en diverse plaatselijke verenigingen en stichtingen proberen de schade te beperken en in sommige gevallen schadelijke ingrepen (afbraak, demping, kappen van bomen, ontginning, afsluiting van vaarten, verwaarlozing) ongedaan te maken.

Daarbij spelen ambtelijke en politieke organen een belangrijke rol. Provinciaal moet genoemd worden de verordening Opschriften en Opslagplaatsen en de kritische instelling bij het college van Gedeputeerden, die vele plannen afwijzen op grond van ontoelaatbare aantasting van het landschap.

In een aantal gemeenten tracht men de schadelijke ontwikkelingen een halt toe te roepen, door het ontwerpen van bestemmingsplannen voor het gebied buiten de bebouwde kommen. In vele dorpen en steden zijn en worden met steun van de rijksoverheid restauratie- en vernieuwingswerken uitgevoerd, waardoor waardevolle gebouwen en wijken van de ondergang kunnen worden gered (z.

Beschermd dorps- en stadsgezicht).Diverse plannen op het gebied van de recreatie zijn reeds afgewezen; andere zullen waarschijnlijk niet worden uitgevoerd. Merenplan Wonseradeel, Plan Ouwster Trijega, stad in het Tjeukemeer, het plan Wyldemerk. Naar het zich laat aanzien, zullen de plannen tot gehele of gedeeltelijke inpoldering van de Waddenzee geen doorgang vinden.

Natuurbeschermingsorganisaties (It Fryske Gea, Staatsbosbeheer, Vereniging Milieubeheer NoordNederland, Bond van Fr. Vogelbeschermingswachten enz.) streven naar het veiligstellen van landschappelijk fraaie terreinen. Bomen worden nu minder gemakkelijk gerooid. Herstel en maatregelen tot redding van bomen en boomgroepen zijn geen uitzondering meer.

In ruilverkavelingen wordt in toenemende mate, zij het niet van agrarische zijde, gestreefd naar een evenwicht tussen de rationalisering in de landbouw en de noodzaak tot opbouw of handhaving van een harmonieus landschapspatroon (landinrichting). In een aantal gevallen leidt dit weer tot oppositie en reactie van landbouwzijde: landschapsparkenplan, ruilverkaveling Koudum, inpoldering landaanwinningsgebieden. Illustratief voor een voorzichtige nieuwe opstelling van gemeentebesturen t.o.v. aantastingen van het landschapsbeeld is bijv., de in 1974 in Leeuwarderadeel ingevoerde verordening, waarbij het gebruik van wit plastic voor kuilhoezen wordt verboden.