Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 29-11-2021

Uri

betekenis & definitie

1) vader van Bezaleël; Exod. 31; 2; 35: 30; 38: 22; I Chron. 2: 20; 11 Chron. 1: 5..

2) vader van een der twaalf bestelmeesters van Salomon; I Kon. 4: 19.
3) een der portiers, die in Babylon vreemde vrouwen hadden; Ezra 10: 24.

< >