eiland in West-lndië, een der nederlandsche Antillen, ruim 7 mijlen zuidelijk ten oosten van St.-Martin, ligt bezuidwesten St.Bartholomeus en benoordwesten St.-Christoffel, is langwerpig rond, 1 vierk. mijl groot, bevolkt met 2000 zielen, waarvan ruim de helft Negers (in 1780 ruim 25,000 zielen); in het midden des eilands een uitgebrande vulkaan, waarin het eenige water, dat zich op het eiland bevindt, zijnde hier geen rivieren, beeken of bronnen. Ofschoon aan Nederland behoorende, is het Engelsch op E. de heerschende taal.
De hoofdstad heet insgelijks St.-E., doch wordt veelal Oranje genoemd, en heeft eene goede haven. Wanneer de Nederlanders zich meester van E. gemaakt hebben is onzeker; gewis echter is het, dat de Zeeuwen het reeds in bezit genomen hadden in 1639, toen het geheel onbewoond was. In 1665 werd E. aan de Nederlanders ontweldigd door de Engelschen van Jamaica; kort daarna echter door de onzen, met de hulp der Franschen, heroverd; bij den vrede van Breda (1667) werden wij in het bezit van E. bevestigd, ofschoon de Franschen het niet voor ons wilden ontruimen; eerst 9 Aug. 1673 werd E. door den zeeheld Cornelis Evertsen van de fransche overheersching bevrijd. In 1689 op verraderlijke wijze andermaal door de Franschen bemachtigd, werd E. hun door de Nederlanders, geholpen door de Engelschen, het jaar daarna wederom ontnomen ; en bij den vrede van Rijswijk bleven wij in hel bezit van E., dat later (3 Febr. 1781) door de Engelschen bij verrassing werd vermeesterd en geplunderd ; de beruchte wegvoering der Joden had plaats 13 Febr. 1781. Nog in datzelfde jaar ('snachts tusschen 24 en 25 Nov.) werden de Engelschen op hunne beurt op E. door de Franschen overrompeld, die het echter slechts in bezit namen voor de Nederlanders. In 1802 nogmaals bemachtigd door de Engelschen, die er meester van bleven tot 1816, toen wij (nadat E. bij den vrede van Parijs in 1814 aan de Nederlanden was toegekend) E. van de Engelschen overnamen; doch was het in 1780 nog eene stapelplaats voor den weslindischen handel, in 1816 vertoonde het eiland St.-E. geen schaduw meer van zijn voormaligen bloei en welvaart.