een magiër der Perzen, maakte zich bij den dood van Cambyses (522 v. Chr.) van den troon meester, zich uitgevende voor des overledenen konings broeder Smerdis, dien hij op last van Cambyses ter dood gebracht had.
Deze magiër was vroeger voor een of ander misdrijf gestraft met verminking (zijne ooren waren afgesneden); door een zijner vrouwen aan die bijzonderheid herkend, en door haar verraden, zag S. zich, na 7 maanden geregeerd te hebben, door een kompiot van zeven rijksgrooten van deu troon werpen en van bet leven berooven. De usurpatie van S., als poging der magiërs om het gezag in handen te krijgen, werd nu gevolgd door eene reactie der krijgslieden tegen de theocratie: al de magiërs werden vermoord (dit bloedbad wordt genoemd de Magophonie).