Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 29-11-2021

Sallum

betekenis & definitie

1) koning van Israël, was veldheer van Zacharias, dien hij vermoordde (766 v. Chr.) om zelf den troon te beklimmen, doch werd eene maand later overwonnen en ter dood gebracht door Menahem; H Kon. 15: 10—15.

2) de man dar profetes Hulda; 11 Kon. 22: 14; II Ghron. 34: 22.
3) een der zonen van Jozia, koning van Ju Ja ; ICliron. 3: 15; Jeroin. 22: 11.
4) een der wederopbouwers van Jeruzalem; Neh. 3: 15. —5) nog elf verschillende personen van dien naam, vermeld in 1 en If Chron., Ezra, Neh. en Jeremia.

< >