turksck eiland in de Middellandsche zee, aan de zuidwestkust van Rlein-Azié (in het N. T. vermeld Hand. 21: 1), is circa 27 vierk. mijlen groot (8 mijlen lang en 3 mijlen breed), en bevolkt met 34,000 zielen; het werd 23 April 1863 zwaar geteisterd door aardbeving.
Behalve de hoofdstad Rhodus (zie 9 regels lager) bevatte R. de steden Camirus, Jalysus, en Lindus, die te zamen eenen bond vormden. De naam R. is afgeleid van hetgrieksclie woord rhodon, d. i. roos, en werd aan dit eiland gegeven wegens de groole menigte rozen, die men er vond. Aanvankelijk, toen het eiland nog zeer moerassig was, trof men er vele slangen aan, waarom het dan ook allereerst den naain droeg van Ophiusa, die later veranderd werd in Macmra, d. i. de welgelukzalige. De hoofdstad R. op de noordoostkust des eitands, met 20,000 inw. en twee havens, is geslicht omstreeks den lijd van den I’eloponneezischen oorlog (431—404 v. Chr.) door de verbondene sleden Camirus, Jalysus en Lindus. Gedurende eeuigen tijd was de stad R. onderworpen aan Athene, doch wierp dat juk af tijdens den Bondgenooten-oorlog, en kwam spoedig tot een hoogen trap van bloei door koophandel en door de beoefening van letteren en kunsten; te R. hield Protogenes zijne schilderschool, en de Colossus van R. (zie het volgende art.) is als kunststuk wereldberoemd. Door Demetrius Poliorceles werd R. in 303 v. Chr. belegerd, doch hij was niet in staat het te bemachtigen. Na den slag van Ipsus werd R. geheel en al onafhankelijk, en nam toen nog sterker toe in welvaart en rijkdom. Rome had R. tol bondgenoot in zijne oorlogen legen Philippus V, in den oorlog tegen Antiochus lil, en in den grooten krijgstocht van Pompejus legen dezeeroovers. Vespasiauus onderwierp R. in 71 na Chr., en verhief het tol hoofdstad van de door hem gestichte Provincie der eilanden. In 1310 vestigden zich de ridders van St. Jan van Jeruzalem te R. na het ontweldigd te hebben (1309) aan de grieksche keizers: zij namen toen den naam van Ridders van Rhodus aan. Tevergeefs deed Mahomed II pogingen om hen van daar te verdrijven (1479): zij bleven er gevestigd tot de regeenng van Solimau II, die zich eindelijk (1522) meester van R maakte na een moeitevol en vermaard beleg. Sedert dien lijd hebben de Turken het behouden. De Ridders van R., die aanvankelijk de wijk genomen hadden naar Viterbo, werden 1530 gevestigd op het eiland Malta, hun tot dat einde geschonken door Karel V; toen namen zij den naam aan van Ridders van Malta, of Maltezer-ridders, onder welken naam zij het meest bekend zijn.