of Poorten, zoo noemden de Grieken (of de Romeinen) de bergpassen, die van het eene land naar het andere liepen te midden van hooge bergketenen. De vermaardste P. waren: i) de P.
Amaniece, die van Ciliciê naar Syrië liepen, over het gebergte Amanus; 2) de P. Ciliciie, van Cappadocië naar Cilicië; 3) de P. Caspice of P, Caucasim, later -Poort der Alanen" genaamd, thans-Poort van nariël", uit Iberië bij de Alanen midden door het Cancasisch gebergte; 4) de P. Albanicce. thans -Pas van Derbent” of »Ijzeren Poort”, uit Albanië naar Sarmatië, over bet oost-einde van den Caucasus; 5) de P. Persicce, uit Susiana naar Persis.