fransch generaal, geb. 16 Fehr. 1761 te Arbois in Franche-Comté,eerst repetiteur der wiskunde aan de militaire school te Brienne, waar hij o. a. den jongen Bonaparte onder zijne leerlingen had, die hem toen reeds niet lijden mocht. Vervolgens trad P. in dienst bij de artillerie, was 1789 onder-officier, omhelsde met ijver de beginselen der omwenteling, werd als kommandant van een batailIon vrijwilligers overgeplaatst bij de Rijn-armee, waarbij hij opklom tot hrigade-generaal, toen tot divisie-gcneraal, eindelijk tot opperbevelhebber; hij ondersteunde de operatiên van Hoche,enaanvaardde na dezen liet opperbevel over de a.rmeeën van Moezel en Rijn (1793).
Vervolgens aan het hoofd der Noorder-armee geplaatst, reorganiseerde hij die, versloeg de geallieerden bij Cassel, Kortrijk, Meenen, Rousseiaer, Hooglede, bemachtigde Brugge, Gent, Antwerpen, ’s-llertogenbosch, Venlo, Nijmegen, trok over het ijs de Waal over, drong door in Holland, bezette Amsterdam en de Vereenigde Provinciën (Jan. en Febr. 1795), en bemachtigde de bollandsche vloot. Doch te midden van zooveel schitterende wapenfeiten, tiet hij zich verleiden door de aanbiedingen van den prins van Condé (die hem een millioen francs in contante penningen beloofde, en bovendien 200,000 francs jaarlijksche rente, benevens Chambord, het hertogdom Arbois, enz.); tegen zulke verleidelijke aanbiedingen niet bestand, verbond P. zich om voortaan de belangen van het koningschap te dienen, en hij liet Oostenrijk eenige voordeelen op de onder zijn bevel staande troepen behalen. Doch het Directoire vatte zeer spoedig argwaan legen hem op, en ontnam hem 1796 zijn kommandement, waarop hij stil ging leven Ie Arbois. In 1797 tot lid van den Baad der Vijf Honderd gekozen, plaatste hij zich aan het hoofd der tegen-revolutionaire partij, en werd 18 Fructidor gedeporteerd naar Sinnamari. Het gelukte hem echter te ontsnappen en de wijk te nemen naar Engeland; daar zijnde, knoopte hij betrekkingen aan met George Cadoudal, keerde vervolgens heimelijk in Frankrijk terug (1804), werd reeds in den nacht van 28 Febr. 1804 in hechtenis genomen en in den Tempel opgesloten; doch eer nog zijn vonnis uitgesproken was, vond men hem des morgens van 6 April dood in zyn bed liggen.