volgens de mythologie een thracisch waarzegger en zanger of dichter, zoon van CEagrus en van de muze Calliope, of volgens anderen van Apollo en Clio, leefde omstreeks eene eeuw voorden Trojaanschen oorlog, was een leerling van Linus, nam deel aan den tocht der Argonanten, reisde in Egypte, waar zijne vrouw Eurydice door eene slang doodelijk gewond werd aan haren hiel. Hij had de vermetelheid haar in de onderwereld terug te gaan eischen, en zij werd hem werkelijk teruggegeven, onder beding, dat hij haar niet zou omhelzen voordat hij de onderwereld met haar verlaten had.
Hij handelde in strijd met dit verbod, en verloor haar toen voor immermeer. Daarop keerde hij naarThracië terng, naar het land der Ciconen, leefde afgezonderd, nu eens in de bosschen van het Hemusgebergte of van den Rhodopus, dan weder in die van den Olympus, overal de lucht vervullende met zijne klaagliederen: op zijne treurtonen kwamen de wilde dieren aansnellen en werden tam, de lakken der hoornen bewogen zich op het maatgeluid van zijne stem. De vrouwen van Thraciê trachtten tevergeefs hem zijn verdriet te doen vergeten; zich door hem afgewezen ziende met minachting, werden zij zoo woedend, dat ze hem verscheurden. Zijne lier en zijn hoofd werden in den Hebrus geworpen, en door de golven naar Lesbos gedragen. Als zoon van O. wordt Musseus genoemd. Sommige overleveringen stellen 0. voor als doodgeslagen door den bliksem, omdil hij de mysteriën ontsluierd had.De Grieken van lateren lijd beweerden, dat O. een godgeleerde, een hiëropbant geweest was, en dat door hem mysteriën ingesteld waren, waarin bij aan de ingewijden verhevene waarheden openbaarde over God, de wereld en de cosmogonie. Ook schrijven de oudenaanO.verscheidene uitvindingen toe: hij werkte krachtdadig aan hetbeschaven van zijne tijdgenooten, leerde hun de sterrenkunde, bracht de zedeleer en de poëzie tot grootere volmaaktheid, was de uitvinder van de hexametrische verzen, voegde drie snaren toe aan de lier, enz. Cicero telt vijf verschillende Orpheussen. De Mysteriën en Liederen van 0. werden reeds door Aristoteles voor onecht verklaard. De aan O. toegeschrevene gedichten zijn het best in ’t licht gegeven door G. Hermann in de -Orphica” (Leipzig 1805).