of Oldenzeel, oudtijds Aldensele, lat. Salia Velus, ook Odesalia, stad in Overijsel, derdhalf uur gaans benoorden Enschedé; 4800 inw.^ bestond als gehucht Sakcheme (waar de natie in 420 hare grondwet - Salische wet - ontving) sedert den vroegsten tijd onzer jaartelling; werd in 817 door Lodewijk den Vrome verheven tot hoofdstad van het graafschap Twenthe, werd 1222 vermeld als »de beste stad van den ganschen omtrek, wel bevestigd en bemuurd”, en was 2 eeuwen later de voornaamste der kleine overijselsche steden; 5 Nov. 1429 door brand geteisterd; 1503 en 1509 door den hertog van Gelder ingenomen en geplunderd; 1517 sloeg O. de Gelderschen af, doch viel kort daarna in handen van oproerige bisschoppelijkutrechtsche soldaten; tusschen 1525 en 1530 werd O. van nieuwe vestingwerken voorzien; viel 1580 in handen der Spanjaarden; in 1597 aangetast door prins Maurits, gaf O. zich 22 Oct. over, en bleef onder het gezag der Staten tot 6 Aug. 1605, toen Spinola, geen volk ontziende, de stad op drie punten te gelijk liet bestormen, en O. in éénen nacht door hem veroverd werd.
In 1626 tastte graaf ErnstCasimir van Nassau-Dietz, gouverneur van Friesland, met een leger van 12,000 man O. aan, en 1 Aug. gaf de spaansche bezetting, omstr. 1200 man sterk, zich bij capitulatie over, waarop 0. op bevel der Staten ontmanteld werd. Van 1672 tot 1674 was O. in de macht der Munsterschen.