drie keizers van het Oosterschrom. rijk, nl.:
I, bijgenaamd Logothetus, geb. in Seleucis, was grool-logotheet (d. i. opper-schatmeester) toen hij in 802 het purper aannam. Hij liet keizerin Irene overbrengen naar Lesbos; zijnen medestander naar het gezag, Bardanes, liet hij van het gezicht berooven; met Karel den Groote sloot hij een traetaat tot regeling van de grenslijn tusschende beide rijken; hij begunstigde de Manicheërs en de Iconoclasten, en was schraapzuchtig in zijn binnenlandsch bestuur. In 811 opgerukt tegen de Bulgaren, werd hij door den vijand in zijne veldtent overvallen en gedood. Zijn zoon Slauratius sneuvelde kort daarna.
II, bijgenaamd Phogas, geb. 912, zoon van den patriciër Bardas, werd als het ware in het legerkamp grootgebracht, en onderscheidde zich door krijgsmansdeugden. Tot opperbevelhebber der troepen benoemd gedurende de minderjarigheid der zonen van Romanus II, liet hij zich als keizer uitroepen in 963. Hij ontweldigde Cilicië, Syrië en Cyprus weder aan de Sarraceenen; doch hij maakte het misnoegen der bevolking gaande door het uitschrijveu van nieuwe belastingen. Zimisces, een zijner veldheeren, die verboden omgang hield met zijne gemalin Theophano, bracht hem om het leven in 969, en liet zich tot keizer kronen.
III. bijgenaamd Botoniales, bevelhebber der armee van Azië onder Michaëi Ducas, kwam 1078 door de gedwongene abdicatie van dien keizer op den troon, terwijl Nicephorus Bryennius (zie het art. BRYENNIUS) als keizer uitgeroepen werd in iliyrié. Tegen dien mededinger zond N. III eene troepenmacht uit onder aanvoering van Alexius Comnenus, • die zich van Bryennius meester maakte en hem de oogen liet uitstéken. Nu besloot N. III ook Comnenus onschadelijk te maken door hem om het leven te laten brengen; doch Comnenus, die hiervan in lijds verwittigd werd, liet zich als keizer uilroepen (1081), waarop N. lil zijne laatste levensdagen ging slijten in een klooster.