Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 29-11-2021

Mithridates (Pontus)

betekenis & definitie

koningen van Pontus, tellen wij er zeven, nl.:

I 402—363 v. Chr.

II 337—302 v. Chr.

III 302—266 v. Chr.

IV 266—222 v. Chr.

V 222—186 v. Chr.

VI 157—123 v. Chr.

M. VII, de beroemdste van allen, bijgenaamd Eupator, veelal genaamd Mithridates de Groote, was een der ontzaglijkste vijanden van de Romeinen. Hij was de zoon van M. VI (sommige geschiedschrijvers noemen slechts zes Mithridatessen, en dan heet hij M. VI, zoon van M. V). Hij was geboren in 135 v. Chr., verloor op I2-jarigen leeftijd (123 v. Chr.) zijnen vader, en bleef gedurende verscheidene jaren van den troon verstoken door de kuiperijen van eerznchtigen, die zich als koning zochten op te werpen. Daar hij zijn leven niet veilig achtte, vluchtte hij naar buitenslands, en ontwikkelde zijne spierkracht en zijne vlugheid tot eenen ongeloofelijken graad, terwijl hij zich tevens door en door bekend maakte met de kracht en werking der vergiften en der daartegen dienstige tegengif-soorten (een door hem uitgevonden tegengif is het naar hem genoemde Mithridaat). Na dus ruim zes jaren uitlandig geweest te zijn, keerde hij in zijn rijk terug, en aanvaardde er de teugels van het bewind. Hij onderwierp de Scythen, veroverde den Cimmerischen Bosporus, Cappadocië, en verscheidene andere gewesten. De Romeinen, wier bijstand door de Cappadociërs ingeroepen werd, noodzaakten hem die verovering weder op te geven (99 v. Chr.). Zich niet sterk genoeg voelende om hun het hoofd te bieden, onderwierp hij zich, doch zwoer hnn eenen doodelijken haat. Hij troonde verscheidene volken van het bondgenootschap met de Romeinen af, sloot tegen hen in ’t geheim een verbond met Tigranes, koning van Armenië, bracht in stilte een talrijk leger op de been, en wierp zich toen onvoorziens op de provinciën, naar welker bezit hij begeerig was. In een zeer kort tijdsbestek onderwierp hij Cappadocië en bijna geheel Klein-Azië, en deed, als oorlogsverklaring, in al de steden van Azië gelijktijdig al de Romeinen om hals brengen, die zich daar bevonden (88 v. Chr.): men schat het aantal der dus vermoorden op ruim honderd duizend. Vervolgens liet hij zijn veldheer Archelaüs binnenrukken in Griekenland, waar die ontvangen werd als een bevrijder. Hiermede begon de eerste Mithridatische oorlog, waarin Archelaüs verscheidene overwinningen bevocht op verschillende romeinsche veldheeren, totdat eindelijk Sylla tegen hem uitgezonden werd: deze heroverde Athene (87 v. Chr.), versloeg Archelaüs bij Cheronea en bij Orchomenus, heroverde Klein-Azië, en bracht in verschillende gevechten zooveel nederlagen aan den vijand toe, dat M.'s leger reeds over de 200,000 weerbare mannen verloren had, toen, na eene nieuwe nederlaag ter zee, de vloot van M. door eenen geweldigen storm zoo goed als vernietigd werd. Daarbij kwam, dat M. na zooveel tegenspoed niet volkomen meer kon rekenen op de getrouwheid zijner onderdanen, zoodat hij zich genoodzaakt zag om den vrede te vragen (85 v. Chr.), die hem slechts op zeer nadeelige voorwaarden werd toegestaan: al de schepen, die hem nog restten, moest hij uitleveren aan de Romeinen, en evenzoo al zijne veroveringen teruggeven. De twee volgende jaren had hij de tegen zijn gezag in opstand gekomene volkeren van Colchis en van den Bosporus te beoorlogen. Middelerwijl scheen M opzettelijk te dralen met het terugtrekken van zijne bezettingstroepen uit Cappadocië, hetgeen aanleiding werd tot den tweeden Milhriiatischen oorlog. De vijandelijkheden werden geopend door Murena, den bevelhebber van Sylia, en er werden (82) eenige minbeduidende gevechten geleverd, waarna in het volgende jaar de vrede opnieuw tot stand kwam (81). Doch eenige jaren later, toen het koninkrijk Bithynië herschapen werd in een romeinsch wingewest, hervatte M. den oorlog, bewerende, dat hij aanspraak had op’tbezitvanBithynië.Dezeanno75 v.Chr.aanvangende derde Mithridatische oorlog, ie belangrijkste van de drie, werd beslissend. Aanvankelijk overal zegevierende, vernietigde M. bij Chalcedon de armee van Cotta, en sloeg het beleg op voor Cyzicus. Doch in zijn legerkamp werd hij zelf weldra belegerd door Lucullus, die hem noodzaakte het beleg van Cyzicus op te breken; en toen een van M.’s vloten vernield was in twee gevechten (bij Tenedos en bij Lemnos), trok M. zich terug binnen de grenzen van zijne erflanden, doch werd zelfs daar vervolgd door Lucullus, die, na eerst eenige tegenheden te hebben ondervonden, aan M. eene totale nederlaag toebracht (69 v. Chr.). Nu vluchtte M. naar Armenië, tot zijnen schoonzoon Tigranes, en keerde reeds spoedig terug, aan het hoofd van een ontzaglijk leger, doch leed opnieuw twee gevoelige nederlagen, en was bijna tot het uiterste gebracht, toen Lucullus door de Romeinen teruggeroepen werd. Van deze omstandigheid trok M. partij, en heroverde zijn geheele koninkrijk (67 v. Chr.); doch twee jaren later werd hij in de nabijheid van den Euphraat, in een gevecht te midden van den nacht, totaal verslagen door Pompejus, en vluchtte toen met bet overschot zijner armee naar het Bosporanische rijk, waar een zijner zonen (Machares) regeerde. Nu vatte hij het stoute plan op, om den oorlog over te brengen naar Italië; doch zijne troepen, van zulk een waagstuk afgeschrikt, kwamen in opstand, en riepen zijnen zoon Pharnaces als koning uit. Zich dus verraden ziende door zijn eigen zoon, besloot M. een einde aan zijn leven te maken door middel van vergif; doch daar het vergif geen vat op hem bleek te hebben, liet hij zich door een gallisch soldaat doodsteken (64 v. Chr.). Hadde M. geen bekwame legerhoofden gelijk Sylla, Lucullus en Pompejus tegenover zich gehad, hoogstwaarschijnlijk is het, dat hij dan (vlug en onvermoeid en onverschrokken en onuitputtelijk in het uitdenken van hulpmiddelen, gelijk hij was) voor immermeer de Romeinen uit Azië en uit Griekenland zou hebben verdreven. Maar zijne wreedheid, trouweloosheid en kwaaddenkendheid werpen groote vlekken op zijn overigens grootsch karakter. Hij had een verbazend geheugen, en sprak de 22 talen der volken, die hij aan zijn gezag onderworpen had (vandaar dat sommige schrijvers van leerboeken over verscheidene talen, daaraan den titel van Mithridates hebben gegeven). Hij was gehuwd met verscheidene vrouwen: de vermaardste is Monima, eene jonge Griekin van uitstekende schoonheid; toen M. door Lucullus overwonnen was, een oogenblik aan alles wanhopende, zond hij aan Monima het bevel, dat zij zich van het leven moest berooven (69 v. Chr.).

< >