(Joh. Heinr.), geleerd oriëntalist, geb. 26 Juli 1668 te Kleltenberg in 't graafschap Hohenstein, gest. 10 Maart 1738 als prof. der theologie te Halle, heeft zich inzonderheid wat het Hebreeuwsch aangaat verdienstelijk gemaakt.
Onder vele andere werken heeft men van hem: Deaccentibus Hebræorum prosaicis (Halle 1695); De peculiaribus Hebrœorum loquendi modis (1702); enz.(Joh. David), achterneef van den vorige en zoon van een theol. professor M. te Halle, geb. aldaar 27 Febr. 1717, gest. 22 Aug. 1791 als prof der theologie te Göttingen, heeft zich als oriëntalist en geleerde eenen blijvenden naam verzekerd door zijne werken, van welke inzonderheid vermeld dient: Das Uosaische Recht (2e druk 5 dln. Gött. 1776—80).
