(de familie), een tak van het plebejisch romeinsch geslacht Cecilius, leverde sedert 283 v. Chr. een aantal uitstekende veldheeren, die door hunne krijgsbedrijven de eernamen verwierven van Macedonicus, Balearicus, INumidicus, Dalmaticus, Creticus, enz.
In den loop van twee en eene halve eeuw werd door leden der familie M. het consulschap 29 maal bekleed, het censorschap 17 maal, het dictatorschap 2 maal, het hoogepriesterschap 4 maal. De voornaamste personen uit deze familie zijn:(Lucius Cecilius), consul 251 v. Chr., versloeg de Carthagers bij Panormus. Als pontifexmaximus redde hij het palladium uit den tempel van Vesta bij eenen brand (243 v. Chr.), doch verloor daarbij het gezicht.
(Quintus Cecilius), bijgenaamd Macedonicus, pretor 148 v. Chr., versloeg Andriscus, zoo ook Alexandcr, en maakte Macedonië tot een romeinsch wingewest (147 v. Chr.). In hetzelfde jaar versloeg hij de Aeheërs in den slag nabij de stad Scarphe, en maakte zich meester van verscheidene gewichtige steden in Griekenland. Later werd hij consul, daarna censor, en zag zijne vier zonen verheven tot de hoogste waardigheden, eer hij (115 v. Chr.) in vergevorderden ouderdom stierf.
(Quintus Cecilius), bijgenaamd Numidicus, consul 109 v. Chr. oorloogde tegen Jugurtha, dien men tot dusverre niet had kunnen overwinnen, en behaalde aanzienlijke voordeelen op hem. Hij had alle maatregelen genomen, om zich door een stouten slag meester te maken van Jiigurtha's persoon, en zoodoende een einde te brengen aan den oorlog, toen hij afgezet werd en vervangen door Marius. Later werd hij door de kuiperijen van Marius en Saturninus in ballingschap gezonden, en kon eerst na de nederlaag van hunne partij naar Rome terugkeeren.
(Quintus Cecilius), bijgenaamd Creticus, consul 69 v. Chr., onderwierp de Cretenzen (66 v. Chr.); vandaar zijn bijnaam.
(Quiutus Cecilius), genaamd Pius Scipio, zoon van P. Cornelius Scipio Nasica, den tegenstander der Gracchen, werd geadopteerd door Quintus Cecilius Metellus Pius, en nam den naam aan van zijne nieuwe familie. Tot consul benoemd in 52 v. Chr., hield hij in de burgeroorlogen de zijde van Pompejus, die gehuwd was met zijne dochter Cornelia. Na den slag bij Pharsaius stak M. naar Afrika over, vereenigde zijne pogingen met die van Cato en van Jnba, en bracht eene armee bijeen, waarmede hij aan Cesar slag leverde bij Thapsus (46 v. Chr.); totaal verslagen nam bij de vlucht naar Spanje, doch doorstak zich zelven met zijnen degen, om niet in handen te vallen van den overwinnaar.