Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 29-11-2021

Menno Simons

betekenis & definitie

geb. 1496 te Witmarsum in Friesland, was van 1524 tot 1536 roomsch priester, omhelsde toen eenige der leerstellingen van de beruchte Wederdoopers (wier misdaden echter door hem verworpen werden), en vond reeds spoedig aanhangers, die zich Doopsgezinden noemden, terwijl de Kinderdoop door hem afgeschaft werd, en vervangen door den Doop aan volwassenen, die eerst belijdenis des geloofs moeten afleggen, eer ze door den Doop in de kerkelijke gemeenschap worden opgenomen. Tot bisschop der Doopsgezinden te Groningen verkoren, doch door Karel V buiten de wet verklaard, zag M. zich genoodzaakt de wijk te nemen naar Wismar, waar hij het Colloquium Wismariense hield; vervolgens leidde hij een zwervend leven, tot hij eindelijk eene veilige wijkplaats vond in de holsteinsche heerlijkheid Fresenburg, waar hij 13 Jan. 1561 stierf.

Het door hem gestichte kerkgenootschap heeft zich onder alle wederwaardigheden staande weten te houden

< >