Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 29-11-2021

Mahratten

betekenis & definitie

volk in Hindostan. De M. woonden aanvankelijk in het N.

W. van Decan, in het land der Vindhya-bergen en der westelijke Ghats; maar na den dood van Aureng-Zeyb, en vooral gedurende de regeering van Mahomed-Schach (1718 —1747), onderwierpen zij het grootste gedeelte van Middel-lndië (of Noord-Decan), tusschen de provincie Agra ten N. en de Krisjna ten Z., en strekten hun gebied uit van de eene zee tot de andere. Hunne bezittingen waren in verscheidene rijken verdeeld, die echter allen gezamenlijk eene soort van bond vormden. De algemeene hoofdstad der oostelijke M.. die Gondwana en Orissa bezaten, was Nagpoor; de westelijke M., die Malwa, een gedeelte van Kandeisj, van Aureng-abad en van Dawlet-abad bezaten, hadden Poenah tot hoofdstad. Na de eerste plundering van Delhi door Nadir-Schach, rukten de M. ook tegen den Groot-Mogol op. Zij namen zijne hoofdstad in (1760), en deden eene poging om hunne heerschappij in Indië in de plaats te stellen voor die van den Groot-Mogol; doch de overwinning, die door de Afghanen op hen behaald werd bij Panipet (1761) bracht de macht der M. terug binnen hunne eigene grenzen. Van 1774 tot 1783 waren zij onafgebroken in oorlog, hetzij met de Afghanen, hetzij onderling. Na den val van Tippoe-Saib (1799) en de verovering van Mysore door de Engelschen, hadden de M. met deze laatsten gedurige botsingen, totdat hun in 1818 de nekslag toegebracht werd; sedert dien tijd hebben zij alle staatkundige zelfstandigheid verloren.

< >