Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 29-11-2021

Macedonië

betekenis & definitie

lat. Macedonia, vroeger Emathia, landschap ten N'. van Griekenland, strekte zich aanvankelijk uit van den Olympus tot aan de uitwatering der rivier Lydias, doch strekte mettertijd zijne grenzen veel verder uit.

Met eenen vruchtbaren grond en vele rijke mijnen, telde M. een aantal bloeiende steden, zooals Pella (de residentie), Thessalonica, Oiynthus, Philippi. De Macedoniërs waren een veehoedend volk, dat door de Grieken nooit als stamverwant beschouwd is. Het koninkrijk M. werd geslicht omstr. 1392 v. Chr. door 15 Pelasgische stammen, die uit Histiëotis verdreven waren. Pelagon, een hunner koningen, verdedigde Priamus tegen de Grieken. In 796 overweldigde Caranus (een Heracliet), met een troep Grieken en Argieven het. oude Emathia, en stichtte eene nieuwe dynastie, die onder zijne drie opvolgers (766—647 v. Chr.) Opperen Neder-M., alsook Chalcidice, tot ééu geheel bracht. In 492 door de veldheeren van Darius overweldigd, was M. genoodzaakt den bondgenoot van Perzië te worden, doch reeds in 479 werd M. weder Griekenland’s bondgenoot. Het land verkeerde sedert 401 v. Chr. in volslagene regeringloosheid, toen Philippus II den troon beklom (360 v. Chr.). Deze vorst herslelde de rust in M., heroverde de oude provinciën, voegde nieuwe daarbij, en onderwierp geheel Griekenland aan zijn gezag; hij maakte zich gereed om den oorlog tegen de Perzen te ondernemen, toen hij (336 v. Chr.) door moordenaarshanden om het leven kwam. Alexander bracht de plannen van zijnen voorganger tot uitvoering; maar bij zijnen dood (323) werd zijn rijk verbrokkeld; en na verscheidene omwentelingen werd M. het deel van het geslacht van Antigonus (278). Behalve het eigenlijke M. behoorde toen ook Thessalië tot het koninkrijkM., dat tevens over Epirus heerschte, en bovendien eenen, wel is waar niet onbetwisten, maar niettemin overwegenden invloed uitoefende op het grootste gedeelte van Zuid-Griekenland. Na drie oorlogen tegen M. (212—205, 200—197 en 170—168 v. Chr.) maakten de Romeinen dit land geheel en al afhankelijk, en na eenen vierden oorlog verklaarden zij M. tot een Romeinsch wingewest (147 v. Chr.). Bij de verdeeling van het rijk werd M. in het Oostersch-rom. rijk begrepen; in de 13e eeuw vormden de Kruisvaarders er, ten behoeve van Bonifacius van Montferrat, een afzonderlijk koninkrijk, waarvan Thessalonica de hoofdstad werd, en dat meer bekend is onder den naam van koninkrijk Thessalonica (zie TnEssALONic*); in de 15e eeuw kwam M. met de overige provinciën van Griekenland, onder het juk der ottomanische Turken, die er nog tegenwoordig meester van zijn. Reeds in den allereersten tijd van het Christendom werden in M. christelijke gemeenten gesticht (door den apostel Paulus), zoodat wij dan ook berhaaldelijk van M. gewag gemaakt vinden in het N. T., en wel: in het boek van de Handelingen der Apostelen (16; 9, 10, 12; 18: 5; 19: 21, 22, 29; 20: 1, 3; 27: 2), en in verscheidene Zendbrieven (Rom. 1 o: 26; I Cor. 16: 5; II Cor. 1: 162: 13; 7: 5; 8; 1; 9: 2, 4; H: 9: Philipp. 4: 15; I Thess. 1: 7, 8; 4: 10; I Tim. 1:3). Ziehier de naamlijst der koningen van Macedonië sedert 796 v. Chr.

Caranus 796

Ccenus 766

Tyrimmas 738

Perdiccas ! 695

Argeus I 647

Philippus I 609

Ajeropas 576

Alcetas 556

Amyntas I 538

Alexander I 496

Perdiccas II 452

Archelaüs I 429

Orestes 405

Archelaüs II 402

Amyntas II 398

Pausanias 397

Amyntas III 396

Argeus II 390

Amyntas III (hersteld) 388

Alexander II 370

Ptolemeüs 369

Perdiccas III 366

Amyntas IV 360

Philippus II 359

Alexander III, bijgenaamd de Groote 336

Philippus III Arrhideüs 323

Alexander Aigus 317

(Rijksbestuurders: Perdiccas 322; Pithon 320; Antipater 320; Polysperchon 320—311)

Cassander / Philippus IV / Antipater V / Alexander 298

Demetrius I 295

Pyrrhus v.Epirus 287—86

Lysimachus v. Thracië 287—-82

Seleucus, v. Syrië 282

Ptolemeüs Ceraunus 281

Meleager 279

Antipater (opnieuw) 278

Antigonus Gonatas 278

Pyrrhus (opnieuw) 274

Antigonus (opnieuw) 272-42

(Alexander, zoon van Pyrrhus) 267—66

Demetrius II 242

Antigonns Doson 232

Philippus V 221

Perseus 178—168

Andriscus 152—148

< >