Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 29-11-2021

Macbeth

betekenis & definitie

schotsche prins, volle neef van koning Duncan, die in de 11e eeuw regeerde. Volgens de kronijken had eene tooverheks aan M. voorspeld, dat hij koning zou worden; om die voorspelling in vervulling te laten gaan vermoordde hij Duncan in de nabijheid van Inverness, en liet zich in zijne plaats tot koning kronen (1040).

Hij maakte zich gehaat door zijne wreedheden, en werd 1047 van den troon gestooten door Malcolm, zoon van Duncan, die daarin geholpen werd door den koning van Engeland, Eduard den Biechter. De misdaad van Macbeth heeft aan Shakespeare de stof geleverd voor een zijner schoonste treurspelen.

< >