fransch generaal, geb. 25 Juni 1768 te Montreuil (voorstad van Versailles) uit arme ouders, was eenvoudig serjant bij de franscbe garden toen de omwenteling uitbrak, klom door moed en bekwaamheid spoedig op tot generaal, en telde nauwlijks 25 jaren, toen hij lot opperbevelhebber der Moezel-armee benoemd werd (Pichegru, die zich daarmede gevleid had, werd uit dien hoofde H.’s onverzoenlijken vijand). Na een kleinen tegenspoed bij Kaiserslautern, versloeg H. de Oostenrijkers onder Wurmser bij Weissenburg (26 Dec. 1793), ontweldigde hun Gcrmersheim, Spiers en Worms, bevrijdde Landau, en verdreef de Oostenrijkers uit den ganschen Elzas.
Ten gevolge van geschillen met Pichegru werd H. in den kerker geworpen, doch kwam reeds 9 Thermidor (27 Juli 1794) weder in vrijheid, en werd kort daarna aan het hoofd geplaatst van de armee in de Vendee, waar hij zich dubbel voordeelig deed kennen: als edel mensch (door de verschoonende wijze, waarop hij zich jegens de bevolking gedroeg) en als onverschrokken held. De krijgsmacht der emigranten en Engelschen, geland bij Quibéron, werd totaal door H. vernietigd in den gedenkwaardigen slag van 21 Juli 1795; hij versloeg de korpsen der twee voornaamste Chouannerie-aanvoerders, Charette en Stolïlet, maakte zich van beider persoon meester, herstelde overal de rust, en ontving den eernaam van "Bevrediger van de Vendee”. In het laatst van 1796 werd hem opgedragen eene landing in Ierland te bewerkstelligen, doch door tegenwind werd hem dat onmogelijk gemaakt. Van dien mislukten tocht teruggekeerd, werd hem het opperbevel toevertrouwd (Febr. 1797) over de armee van Sambre-en-Maas, die 80,000 man sterk was. Hij trok den Rijn over; won achtereenvolgend van de Oostenrijkers de veldslagen van Neuwied (17 April 1797), van Ukerath, van Altenkirchen; de wapenstilstand van Leoben stuitte zijn zegepralen, en noodzaakte hem te Wetzlar te blijven, dat hij pas had bemachtigd. Vervolgens werd hij benoemd tot opperbevelhebber der armee van Duitschland (zijnde de Rijn-armee, met die van Sambre-en-Maas vereenigd), doch reeds spoedig daarop werd hij ongesteld, en stierf 18 Sept. 1797. Het gedenkteeken, voor hem opgericht, op den weg van Maintz naar Ringen, heeft de koning van Pruisen 1839 laten herstellen; te Versailles is 1832 op een der fraaiste pleinen een standbeeld van H. opgericht.