eigenlijk Janitsjaren (van de turksche woorden jeem tsjecri, d. i. nieuwe soldaten), eene lurksche militie, in 1329 door sultan Orkhan (Orcan) opgericht uil jonge christen-gevangenen, die gedwongen tot den Islam overgingen, werd samengesteld uit de schoonste jongelingen, en was aanvankelijk een korps van 6000 man, bestemd om den troon en de grenzen te bewaken. DogrOrkhan's zoon en opvolger Amurat (Moerad) I werd het korps der J. omstr. 1362 volkomen georganiseerd, met privilegiën begiftigd, en de sterkte er van op 12,000 man gebracht, zoodat deze sultan veelal als oprichter van het korps der J. beschouwd wordt, welke eer ook wel aan zijnen zoon en opvolger Bajazet 1 wordt loegekeud.
Van elke S christen-gevangenen werd er 1 bij deze keurbende ingelijfd; doch de privilegiën der J. werden reeds spoedig een prikkel voor vele jonge Turken om dienst bij dit korps te nemen, waartoe zich in het laatst der 17e eeuw niet slechts vele Moslems, maar zelfs Christenen kwamen aanmelden. In den hoogsten tijd van zijnen bloei bestond liet korps der J. uit 60,000 man, later 25,000; met inbegrip der onregelmatige J.-korpsen (Jamaks) 3 a 400,000 man in het gansche rijk. In vredestijd deden de J. dienst als politie-benmbten; in oorlogstijd waren zij geducht om de onstuimigheid, waarmede zij op den vijand aanvielen. Uit de J. werd de lijfwacht des sultans gekozen, en ook de bemanning voor de vloot. Aanvankelijk bewezen de J. groote diensten: zoo beslisten zij de overwinningen op de Hongaren bij Varna (1444) en in het Amselfeld (1448);doch reedsspoedigwerddemacht der J. gevaarlijk voor de sultans, die door hen afgezet werden en op den troon geplaatst naar hun welbehagen, en hardnekkig verzetteden zij zich tegen elke poging om de inrichting van hun korps te hervormen. Bij gelegenheid van den opstand 1826, door hen verwekt te Constantiuopel, wenl hun korps door sultan Mahmoed II ontbonden: de meeste J. werden neergesabeld te Constantiuopel op het Almeidau-plein, waar een gruwelijk bloedbad onder hen aangericht werd; de overige J. werden in de provinciën vervolgd en uitgeroeid.