Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 29-11-2021

Hezron

betekenis & definitie

1) een zoon van Ruben en stamvader der Hezronieten; Gen. 46: 9; F.xod. 6: 13; Num. 26: 6; I Chron. 5: 5.

2) een kleinzoon van Juda; Gen. 46: 12; Num. 26: 21 (waar deze H. als de stamvader der Hezronieten vermeld wordt); Ruih 4: 18, 19; I Chron. 2 en 4.

< >