d. i. de driewerf groote Hermes, grieksche benaming voor den god Thot (den egyptischen Mercurius), die in de egyptische veelgodendienst als middelaar tusschen de menschen en de góden vereerd wordt. De Egyptenaren, en op hun voetspoor de Grieken, beschouwden hem als den vader van alle wetenschappen, den wetgever en weldoener van Egypte, wiens leven men stelt in de 20e eeuw vóór Christus.
Men beschouwt hem als den uitvinder van de taal, het alphabet, de schrijfkunst, de meetkunde, de rekenkunde, de sterrekunde, de geneeskunst. Hij was de insteller van de godsdienst en van de plechtigheden; hij schiep de beeldhouwkunst, de bouwkunst, de muziek, kortom alle kunsten; in het bijzonder werd hij gehouden voor den vader van alle geheime kunsten, en zelfs nog lang na den val van het Heidendom beschouwden de alchimisten hem als hun patroon. Al de heilige boeken werden geacht van hem afkomstig te zijn, en daarom Hermetische boeken genaamd. Doordien men hem de kunst toeschreef om schatten, enz. door tooverzegels zóó af te sluiten, dat ze volkomen ontoegankelijk werden, heeft men voor »luchtdichte sluiting" de benaming »Hermetische sluiting” uitgevonden. Sommige dweepers van lateren tijd hadden nog zeer veel op met de zoogenaamde Hermetische geschriften; zoo ontstond de »Hermetische geneeskunst" van Paracelsus; de »Hermetische Vrijmetselarij”, enz.
