geb. Febr. 1506 te Killearn in het schotsche graafschap Stirling,studeerde te Parijs, waar zijne ideen eene protcstantsche rigting aannamen.
In Schotland teruggekeerd, werd hij benoemd tot leermeester van een natuurlijken zoon van Jacobus V, nl. den beruchter! graaf Murray. Hij schreef verscheidene bijtende satiren tegen de monniken, waaronder zijn befaamde» Franciscanus; werd deswege, in weerwil van de voorspraak des konings, tot gevangenisstraf veroordeeld (1539),nam de vlugt naar Frankrijk, en was vele jaren als professor werkzaam eerst te Bordeaux, toen te Parijs, werd 1547 als prof. naar Coimbra in Portugal beroepen, doch ondervond daar wegens zijne vrije denkwijze nieuwe moeijelijkheden, en keerde naar Frankrijk, en 1560 naar Schotland terug. Hier ging hij tot de protestantschc Kerk over, en sloot zich openllijk aan bij de tegenstanders van Maria Stuart, werd leermeester van den jeugdigen Jacobus VI (die later Jacobus 1 van Engeland werd), en na diens troonsbeklimming lid van den staatsraad en zegelbewaarder, legde echter dien post neder, en stierf 28 Sept. 1582. Zijn werk De jure regni apud Scotos (1579) heeft hem eene uitstekende plaats verzekerd onder de verdedigers van de regtendes volks. Zijne laatste levensjaren besteedde hij aan zijne Berum Scoticarum historia (1582). Onder de nieuwe latijnsche dichters bekleedt hij een der eerste rangen. Te Rome staan al zijne werken op den Index; ze zijn bijeen uitgegeven, Edinburg 1715 en Leyden 1725.