kunsthistoricus en dichter, geb. 19 Jan. 1808 te Stettin, professor te Berlijn, 1849 benoemd tot geheim gouvernementsraad bij het ministerie van eeredieust, gest. 18 Maart 1858. Zijne voornaamste werken: Handbuch der Kunstgeschichte (4e druk, bewerkt door Lübke, 2dln.
Stuttgart 1861—62); Handbuch der Geschichte der Malerei (2e druk van Burckhardt, 2 dln. Berlijn 1847); Geschichte der Baukunst (2 dln. Berlijn 1855 59); Kleine Schriften und Studien zur Kunstgeschichte (3 dln. Stuttgart 1853—55). Hieraan sluiten zich aan zijne historische werken: Geschichte Friedrich’s d. Gr. (Leipz. 1840; nieuwe druk 1861) en Neuere Geschichte des preussischen Staats (dl. 1 Berlijn 1844), en eene menigte dichtwerken, inzonderheid dramatische. Overigens nog Belletristische Schriften (6 dln. Stuttgart 1852).
