lat. Fenni, in engeren zin de bevolking van het tegenwoordige Finland, doch in ruimere beteekenis de westelijkste der vier hoofdtakken van den altaïschen volkerenstam, die nog tegenwoordig de eigenlijke bevolking van Noord-Europa en van noordwestelijk Azië uitmaakt, en vroeger zelfs het grootste gedeelte van Scandinavië in bezit had.
In dien ruimen zin genomen, zijn de F. te splitsen in 4 groepen, nl.: 1) de oegrische volkerengroep (Oostjaken, Wogoelen, Magyaren).
2) de bulgaarsche greep (Tsjeremissen, Morduïenen, Tsjoewasjen).
3) de permische groep (Permiërs, Syrjeenen, Morjeeken, en ook de Teptiëeren.
4) de eigenlijke finsche groep. Tot laatstgenoemde groep behooren, behalve de Finnen (die zich Suomalainen noemen, d. i. Moerasbewoners, want Finland heet in hunne eigene taal Suomi, d. i. Moerasland), ook nog de Esthen, de Lappen, de overblijfselen der Ingriërs, zoomede de bijna geheel uitgestorvene Lieven, Wessen (of Woten) en Tsjoeden. Het voornaamste van al de genoemde volkeren, dat aan de ouden bekend was onder den naam van Scythen, zijn de eigenlijke F.