keizer van Haïti, een Neger van geringe afkomst, heette vroeger Soulouque; eerst adjudant van generaal Lamarre, werd hij 1810 door
Boyer tot kapitein bevorderd. Lang vergeten, klom hij sedert 1843 gestadig hooger, en werd 1 Maart 1847 president der republiek. Onder het voorwendsel van eene samenzwering onder de Mulatten, matigde bij zich een dictatoriaal gezag aan, en liet 10 April 1848 een verschrikkelijk bloedbad aanrichten onder de Mulatten van Port-au-Prince. Na eene ongelukkige veldtocht tegen San-Domingo proclameerde hij zich 25 Aug. 1849 als keizer van Haïti, liet zich in het laatst van 1850 kronen, en richtte zijnen hofstaat in op europeschen voet. Ten gevolge van eene omwenteling moest hij 15 Jan. 1859 afstand doen van den troon, en begaf zich toen naar Parijs.