Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 21-10-2021

Edessa

betekenis & definitie

naam van twee steden der oudheid:

1) tegenw. Vodehna of Vodina, stad in het macedonische landschap Emathia, aan de rivier Ludias en aan de via Egnatia, heette vroeger Mgce, en was, eer Pella tot dien rang werd verheven, de hoofd- en residentie-stad der macedonische koningen, die hier hunne praalgraven hadden. Philippus H werd hier vermoord.
2) tegenw. Orfa. Dit E., veel gewichtiger dan het zooeven vermelde, lag in het noordwesten van Mesopolamië, werd door de Macedoniérs ook wel genoemd Antiochia Callirrhoë, en was van 137 v. Chr. tot 216 na Chr. de hoofdstad van het Edessenische of Osrhoënische rijk, en had toen eigene vorsten, die den titel van abgar of koning voerden (zie ABGAR) en die, sedert E. onder keizer Trajanus door den romeinschen veldheer Lucius Quietus verwoest was, schatplichtig waren aan de Romeinen, totdat het geheele Edessenische rijk (anno 216) onder den naam van Coloma Marcia Edessenonm bij het romeinsche rijk ingelijfd werd. In dit E. werd keizer Caracalla vermoord. Onder keizer Justinus 1 werd E. door eene aardbeving verwoest, en onder den naam van Justinopolis weder opgebouwd. Men moet dit E. niet verwarren met het zuidoostelijk van daar gelegene Theodosiojiolis. De stad E. was een der eersten, waar het Christendom ingang vond; doch toen het Islamismus veld won, kwam E., dat reeds in de oorlogen tusschen het Oostersche rijk en de Sassaniden herhaalde malen veroverd en heroverd was, onder het gezag der arabische kalifen (639), die zoowel aan den bloei van het Christendom aldaar, alsook aan E.’s wereldlijke grootheid, een einde maakten. Toen deScldzjoeciden het rijk der kalifen bemachtigden, was E. vrij. Wel werd E. 1097 in den eersten kruistocht onder Boudewijn (den broeder van Godfried van Bouillon) de hoofdstad van een christelijk graafschap, dat 1100 overging onder het gezag van Boudewijn II en 1118 onder dat van Josselin de Courtenay, en dat gedurende eene halve eeuw als bolwerk van het Jeruzalemsche rijk stand hield tegen de Sarraceuen; doch 1144 werd het door dezen, aangevoerd door Zenghi, den vorst van Mossoel, bemachtigd; en hoezeer 1146 heroverd door de kruisvaarders onder den zoon van Josselin de Courtenay, werd het hun nog in dat zelfde jaar weder ontweldigd door Noereddin. Later kwam E., na velerlei lotswisselingen, in handen der Turken, die het thans nog bezitten ; het telt tegenw. 40,000 inw. (Turken, Arabieren, Koerden, Joden en omstr. 2000 armenische Christenen).