(Marie Jean Antoine Nicolas Caritat, markies van), geb. 17 Sept. 1743 te Ribemont bij Saint-Quentin, uit adellijke ouders, herkomstig uit Dauphiué, maakte reeds op jeugdigen leeftijd door eenige geschriften, naam als wiskundige, behaalde 1769 met zijne Theorie des comités den prijs der Akademie van Berlijn, werd in het zelfde jaar lid der “Académie des Sciences", waarvan hij weldra lot levenslang secretaris werd benoemd. Hij knoopte betrekking aan met de philosophen, vooral met Alemberl, Voltaire en Turgot, werd een ijverig voorstander van de zaak der omwenteling, en bevorderde de verspreiding van de nieuwe ideën door zijne geschriften.
In 1791 werd hij lid der Wetgevende vergadering, vervolgens van de Conventie, verklaarde zich voor de afschaffing van het koningschap, en stemde met de Girondijnen, met wier ondergang ook de zijne was bepaald. In staat van beschuldiging gesteld 3 Oct. 1793, hield hij zich gedurende langer dan een half jaarschuil ten huize van eene vriendin; doch vreezende zijne weldoenster aan vervolging te zullen blootstellen, verliet hij eindelijk zijne schuilplaats, en werd 27 Maart 1794 gevat bij Clamart; doch den volgenden morgen vond men slechts zijn lijk: hij had in de gevangenis door middel van vergif een einde aan zijn leven gemaakt. Eene volledige verzameling van zijne geschriften (de mathematische uitgezonderd) verscheen in 21 dln. Parijs 1804. Als philosooph heeft C. zich vooral onderscheiden door eene blakende liefde voor de menschheid, en door zijne stelling, dat de menschelijke natuur in het oneindige vatbaar is om meer de volmaaktheid nabij te streven.(Marie Louise Sophie Grouchy, echtgenoot van), geb. 1765, gest. 6 Sept. 1822, was eene zuster van maarschalk Grouchy en eene schoonzuster van Cabanis; zij heeft veel medegewerkt aan de geschriften van haren man en o. a. in het licht gegeven zijn Esquisse d’un tableau hislorique des progrès de Tesprit humain (1794).