Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 21-10-2021

Boileau

betekenis & definitie

(Nicolas), bijgenaamd Despréaux, een der beroemdste fransche dichters, geb. 1 Nov. 1636 te Crosne bij Parijs, was de zoon van Gilles B., griffier der hooge kamer van het parlement van Parijs, studeerde eerst in de regten, toen in de theologie, doch liet beide studiën varen, om zich toe te leggen op die der fraaije letteren. Al spoedig trok hij de aandacht door zijne satire Les adieux à Paris, meer nog door zijne 7 Satires; daarop volgden zijne reeds degelijker Epilres; en eindelijk nam hij door zijne Art Poétique en door zijn Lutrin een eersten rang in onder de eerste dichters vanFrankrijk.

LodewijkXIV benoemde hem, even als Racine, tot zijn historiograaph, en bewerkte dat B. lid werd (1684) van de Académie. Hij woonde op zijne buitenplaats te Auteuil, hield omgang met Molière en anderen, en stierf 13 Maart 1711. Omstr. de helft der 18e eeuw werd B. hevig aangevallen door Lefèvre de St. Mare en anderen, en verdedigd door Hennon (Influencede B. sur la littérature française). Van de menigte editiën van B.'s Oeuvres noemen wij die van St.Saurin (Parijs 1824), die van Berriat-St.-Prix (1830), beiden rijk gecommentarieerd.(Gilles), oudere broeder van den vorige en naijverig op diens roem, zóó zelfs, dat hij altijd in onmin met hem leefde, was geb. 1631 te Parijs, sedert 1659 lid der Académie, en stierf 1669.

(Jacques), broeder der beide vorigen, geb. 16 Maart 1635, gest. 1 Aug. 1716, was doctor der Sorbonne,en schreef verscheidene werken over de kerkelijke tucht ; de meestbekende zijn : Historia flagellantium (1700),waarin hij het misbruik der geeseiing aantoont; en Historia confessionis auricularis (1683), waarin hij de noodzakelijkheid bewijst van de oorbiecht.

< >