bestemd voor de waardigheid van consul in het jaar 52 na Chr., diende onder Nero, die hem haatte, als proconsul in Klein-Azie, waar zijne onkreukbare regtvaardigheid hem zeer bemind maakte. Daardoor kwam hij in verdenking.
Aangeklaagd van eerzuchtige plannen, waarbij zijn leerleester Egnatius Celer als getuige tegen hem optrad, werd hij ter dood veroordeeld; het zelfde vonnis trof tevens zijne dochter, omdat zij (heette het) de eerzuchtige plannen haars vaders had helpen bevorderen.