dichter uit Antiochiê in Syrië, geb. 121 v. Chr., voor wien Cicero in zijne beroemde »Redevoering voor den dichter A.”optrad, toen zekere Gratius aan A. het romeinsche burgerregt betwistte.
Van A.'s gedichten is niets meer over, dan een 40tal epigrammen, waarvan er 34 bijeen zijn gebragt door Brunck in zijne »Analecta veterum poetarum grascorum”; A. had ook den »Oorlog der Cimbren" bezongen en het »Consulaat van Cicero”.