(Titus Pomponius), geb. 109, gest. 32 v. Chr., een der onbaatzuchtigste en edelste Romeinen, bekleedde wel nooit eenigerlei openbaar ambt, doch oefende door zijnen omgang met de uitstekendste mannen van zijnen tijd een veelzijdigen invloed uit op den algemeenen gang van zaken.
Een zijner boezemvrienden was en bleef Cicero, die Epistola ad Atticum in 16 boeken geschreven heeft. Hij had het Grieksch zoo zuiver leeren spreken, dat men hem daarom den bijnaam gaf van Atticus; zijn leven is beschreven door Corneiius Nepos.Herodes (Tiberius Claudius),grieksch rhetor, geb. omstreeks 110 na Chr. te Marathon, gest. 186, was de zoon van Julius A., een Athener, die door het ontdekken van een grooten schat eensklaps rijk was geworden. Hij leeraarde te Athene met zooveelroem, dat Anttminus hem aanstelde tot onderwijzer van zijne twee aangenomene zonen Marcus-Aurelius en. L. Verus. In 143 werd A. tot consul benoemd en belast met het bewind over een gedeelte van Aziëen van Griekenland. Hij verfraaide Athene met prachtige monumenten (waaronder het Odeon), van welke' nog schoone ruinen in wezen zijn. Vooral vermaard, was deze A. als improvisator.