zoon van den thessalischen vorst Eolns, koning der Minyërs in beotisch Orchomenus. Bij de goddelijke Nephele (wolkengodin) verwekte hij Phrixus en Helle; doch omdat hij tevens nog eene menschelijke vrouw nam (Ino, de dochter van Cadmus), verdween Nephele, en de vloek kwam over zijn huis.
Ino zocht den dood der kinderen van Nephele, en bragt het door hare listige streken zoo ver, dat er besloten werd Phrixus als offer te slagten. Maar Nephele redde hem, door hem en Helle te ontvoeren op eenen ram met eene goudvacht (gulden vlies). Op deze vlugt valt Helle in den naar haar genoemden Hellespont; Phrixus bereikt, op den ram gezeten, -dia, waar koning -Ktes (.Eetes of Aëtes) hem gastvrij ontvangt, en hem zijne dochter Chalciope ten huwelijk geeft; den ram offert hjj aan Zeus Phryxius, en hangt het vlies (de vacht) in het aan Ares (d. i. Mars) gewijde bosschaadje op. Vervolgens moet Athamas later, als zoenoffer voor Phrixus, worden geofferd aan Zeus Laphystius (d. i. Zeus Phryxius); maar nu komt Cytissorus, de zoon van Phrixus, uit /Ea met de tijding, dat Phrixus nog leeft, en redt Athamas. Wegens deze daad vervolgt de toorn der góden Cytissorus en zijne afstammelingen; en om dien toorn te stillen is een voortdurend offer noodig van het geslacht der Athamantiden. De oudste van dit geslacht mogt het familiehuis niet betreden; deed hij dat, dan wierd hij, indien hij niet ontvlugtte aan Zeus Laphystius geofferd (Herodotus 7, 197). Phrixus ontkwam dit lot door te ontvlugten op den ram; de ram gold namelijk als zoenoffer aan Zeus zoo lang, totdat een der Athamantiden gevat en geofferd wierd. Het vlies van den in Phrixus' plaats geofferden ram wordt een krachtige talisman, dien Jasou (de genezende, verzoenende) naar Iolcos terughaalt (zie ARGONAUTEN). Dit is de religieuse grondslag in de legende vanA. en het guldenvlies.Later wordt A. door Hera (d. i. Juno) razend of krankzinnig ge. maakt, omdat Ino, zijne menschelijke vrouw, Dionysus, den zoon van hare zuster Semele, grootbragt. In zijne razernij sloeg A. een zijner eigene zonen, dien Ino hem gebaard had, namelijk Learehus,dood. Ino zelve ontkwam zijne woede, door zich met Melicertes (den tweeden zoon dien zij bij A. had) in zee te storten; beiden werden nu beschermende godheden, de moeder onder den naam van Leucothea (Hom. Od. 5, 333), en Melicertes als Paltemon voornamelijk te Corinthe vereerd, waar zijn lijk aan land gespoeld en begraven moet zijn. Op de landengte was zijn graf en zijn tempel met de standbeelden van Posidon (d. i. Neptunus), Palamion en Leucothea. De kunst stelde Palaunon voor als een knaap, die door dolfijnen of zeegoden gedragen werd. A. moest wegens bloedschuld vlugten, en vestigde zich in Thessalië, in de landstreek, die naar hem Athamanie genoemd werd.