de nakomelingen vanAsclepius (d.i. Esculapius).
In Rome, waar de dienst van Esculaap zich ook verspreidde, noemde men alle grieksche geneesmeesters A. (zoo waarschijnlijk ook Asclepiades 3). In den meer eigentlijken zin echter verstaat men onder A. de leden van een geneeskundig genootschap, die zich door eenen eed hadden verbonden, om hunne kundigheden een geheim te doen blijven voor de oningewijden.