Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 21-10-2021

Aristæus

betekenis & definitie

1) zoon van Apollo en Cyrene, op de kust van Lybiê (Cyreneca) geboren. Aan de Horen, volgens anderen aan de nimfen Melissie (d.i.de Bijen) ter opvoeding toevertrouwd, werd hij later een leerling van Chiron, die hem in de geneeskunde en waarzeggerij onderwees.

In Thebe trad A.in den echt met de dochter van Cadmus; en na den dood van zijnen zoon Acteon, toog hij rond door de eilanden der Egeischc Zee, Sicilië, enz., overal de sporen achterlatende van zijne weldadige werkzaamheid. De oudheid roemt hem als bevorderaar der bijenteelt (Melisseus), beschermer der jagers (Agreus), en patroon der herders (Nomios); in lateren tijd wordt hij geïdentificeerd met Zeus, Apollo, enz.2) A., ook Aristeas, deProconnezier genaamd, leefde waarschijnlijk omstreeks 550 v. Chr., ondernam groote reizen naar de volkeren benoorden de Zwarte Zee tot aan den Ural, en schreef een dichtstuk op de Arimaspen, waarin veel waars was; intusschen wordt A. door menigeen beschouwd als een verdicht persoon uit de oudheid, ongeveer een Joodsche Wandelaar in het grieksehe volksgeloof; hij wordt genoemd als leermeester van Homerus, Pythagoras, enz., overal omzwervend, nu eens voor dood gehouden, dan weder onverwacht te voorschijn komend, bekend door vele wonderen die hem toegedicht worden, zoodal nog in de eerste tijden van het Christendom, die legenden van A. door de Heidenen tegenover de wonderen van Jezus werden gesteld.
3) A. van Crotone, schoonzoon van Pythagoras, als wiens opvolger hij te beschouwen is, doordien hij de pylhagorische school in stand hield.

< >