Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 21-10-2021

Apitz

betekenis & definitie

een onechte zoon van landgraaf Albrecht den Onwellevende van Thuringen, bij Kunigunde van Eisenberg, die hem, toen zij 1272 met den landgraaf trouwde, onder haren mantel nam, waarop hij ook nog door den keizer geécht (gelegitimeerd) werd. Zijn vader wilde hem Thuringen toevoegen, waaruit de oorlogen ontstonden met de zonen uit Albrecht's eerste huwelijk.

Een tijd lang had A. zijne hofhouding te Tenneberg, doch stierf vóór zijnen vader (1298, 1300 of 1303).

< >