Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 21-10-2021

Apennijnen

betekenis & definitie

(it. Apennini, lat.

Mons Apcnnhms) heeten de bergketenen, die zich, als zijtakken uit de westelijke Alpen, van den CoI-di-Tenda af, in de rigting van liet noordwesten naar het zuidoosten, uitstrekken over het italiaanscheschiereiland tusschen 37 gr. en 44 gr. 30 min. noorderbreedte en tusschen 25 gr. 30 min. en 34 gr. 20 min. oosterlengte. Aanvankelijk de kromming der kusten aan de golf van Genua volgend onder den naam van Ligurische A., nadert de hoofdketen, de waterscheiding vormende tusschen de Adriatische en Tuseische Zeeen, onder den naam van Etrurisehe A. de oostkust, neemt in het zuiden van Italië als Napolitaansche A. hare rigting naar de westkust, loopt door het ealabresche schiereiland, en steekt van daar door de straat van Messina naar Sicilië over, waar zij te voorschijn treedt als noordelijk kustgebergte. Afgezien van deze indeeling, worden de A. in vier hoofdgroepen onderscheiden, namelijk : de noorder A.,de centrale A., de zuider A.,en desiciliaanscheketenen. Naar het oosten is de afhelling der A. over het geheel steiler dan naar het westen, waarvan het gevolg is, dat aan die zijde verscheidene rivieren door korte dwarsdalen naar zee stroomen, terwijl aan de westzijde aanzienlijke langwerpige dalen de ontwikkeling toelaten van groote stroomgehied-strekeii, zooals van den Arno, den Tiber, den Garigliano en denVolturno. De gemiddelde hoogte van den hoofdrug bedraagt omstreeks 4000 vt.; in het midden van hunne uitgestrektheid, w:aar zij een hoogland (Abruzzo) vormen, zijn de A. het hoogst; hier bereiken ze, in den Monte Cavallo(een piek van de den bijzonderen naam van Gran Sasso d'Italia dragende bergmassa) eene hoogte van 8906 vt. en van 7684 vt. in den Monte Velino. De overige hoogste pieken zijn : (in de Noorder-A.) de Monte Cimone, 6500 vt.; (in de Zuider-A.) de Monte Amaro, 8550 vt.; ( in de sicil. ketenen), den 10,800 vt. hoogen Etna ongerekend, de Pizzo di Case 6150 vt. De grondformatie der A. is een digte, witgraauwe kalksteen; in de zuiderketenen vindt men ook graniet, gneis- en glimmerschiefer, alsmede vulcanische steenen; de A. onderscheiden zich door een grooten rijkdom aan marmersoorten, en warme en koude minerale bronnen bezitten ze in menigte. De bergen van de hoofdketen zijn over het geheel ruw, onbegaanbaar, menigmaal woest en naakt, met sombere, geslotene dalen; de hellingen naar de zeezijde daarentegen zijn veelal aangenaam en zeer vruchtbaar. Er zijn 13 hoofdpassen, langs welke men de A. kan overtrekken.

< >