1) zoon van Lycurgus uit Arcadie, argonaut en calydonisch jager. Zijn zoon Agapenor, aanvoerder der Arcadiers voor Troje, op den terugtogt naar Cyprus verzeild, stichtte daar de stad Paphos, benevens een aan Venus gewijden tempel.
2) zoon van Neptunus en Astypelea, koning der Lelegen op Samos, waar hij uit de cephallenische stad Samos eene volkplanting overgebragt moet hebben. Hij mishandelde zijne slaven, die bezig waren den wijngaard voor hem aan te leggen; en een hunner, die de gaaf bezat om in de toekomst te zien, voorspelde hem, dat hij van de druiven uit dien wijngaard nimmer den wijn zou mogen proeven. Toen nu de wijnstok welig opgegroeid en alles rondom met zwellende druiven beladen was, liet A. eenen beker vol persen met het edele druivennat, waarbij hij den ziener, die hem de bewuste voorspelling gedaan had, overlaadde met spot. Deze antwoordde doodbedaard wat wij in een van Tollens' gedichten zoo schoon vinden uitgedrukt:
Tusschen lip en bekerrand
Zweeft Gods onverbeden hand!
En zie! terwijl A. daar staat, gereed om te drinken, klinkt eensklaps de noodmare, dat een everzwijn groote verwoesting aanrigt in den wijngaard. A. zet den beker neder, grijpt zijne speer, vliegt naar buiten, werpt mis, en wordt door het everzwijn verscheurd - zóó ging de voorspelling in vervulling.