1) A. of Algerie; zie Algerië.
2) A., arab. Al-Dzjezair, d. i. de Eilanden, hoofdstad der fransche kolonie Algerié, ligt in eene schoone landstreek digt aan de Middellandsche Zee, op 36“ 48 30'' noorderbreedte en 20° 44' 24 oosterlengte, en telt omstreeks 90,000 inw., waarvan ongeveer twee derden Europeanen. De stad ontleent haren naam aan vier eilandjes, die vlak voor de kust liggen en door middel van een dam met het vaste land zijn verbonden; zij is de zetel van den gouverneur-generaal, der hoogste militaire en burgerlijke autoriteiten, van het hoogste geregtshof en van eenen bisschop, verheft zich van den zeekant bij wijze van amphitheater, is door muren omringd, heeft eene haven, voorzien van een vuurtoren, een gymnasium, bibliotheek, museum en vele fransche en arabische scholen voor lager onderwijs. Op het hoogste gedeelte der stad ligt de kasbah, de voormalige citadel en residente van den dey van A. De stad heeft een aanzienlijken en gestadig in bloei toenemenden handel. De luchtgesteldheid is aangenaam en vrij gezond ; en goed aangelegde wegen loopen van de stad naar de voornaamste plaatsen der kolonie. A. wordt geacht te liggen ter plaatse waar eertijds het Icosium der Ouden gestaan heeft, tusschen Julia Caesarea (Cherchell of Sjersjell) ten westen en Rusucurium (Dellys) ten oosten. Onder zijn arabischen naam verschijnt het eerst tamelijk laat; in 935 was het de hoofdstad van een klein vorstendom, gevormd door Zeiri, die het juk der fatimitische kalifen afgeschud had;sedert dien tijd onderging het al de omwentelingen, die dat gedeelte van Afrika beroerd hebben. De Spanjaarden waren er een korten tijd meester van (1510), doch werden er reeds in 1516 uit verdreven door Barbarossa. A. is vooral berucht in de geschiedenis door zijne zeerooverijen, waardoor het een ware geesel was voor Europa. Verscheidene pogingen waren reeds beproefd om de Algerijnen van den zeeroof voorgoed af te schrikken, bijv. door Karel V, die er eene vloot en een leger verloor (1541); door Lodewijk XIV, die de stad bombardeerde (1682, 1683 en 1688); door de Engelschen met het bombardement van A. in 1816, toen eindelijk, op eene beleediging den franschen consul aangedaan, Lodewijk X om A. te tuchtigen eene strijdmagt uitzond, die zich meester maakte van de stad in het begin van Julij 1830 en, onder meer, in de kasbah den schat van den dey vond, ten bedrage van ruim 47 ½ millioen francs. Zie wijders Algerie.
3) A., dorp in Louisiana, aan den Mississippi.