grieksch dichter, geb. te Sardes in Lydië, omstreeks 670 v. Chr.
Hij stierf, zegt men, aan de luizen-ziekte, het gevolg van zijne buitensporige levenswijze. Hij had in het dorische dialect zes boeken lierzangen vervaardigd, die door de Ouden bewonderd werden en door Horatius somwijlen nagevolgd zijn : er zijn slechts eenige brokstukken van tot ons gekomen, bijeengebragt door H. Etienne in zijn Recueil des lyriques grecs, en afzonderlijk uitgegeven door Fr.Th. Welcher (Giessen, 1815 in 4°); ze zijn vertaald door abbé Coupé, in het 8e deel van zijne Soirees littéraires.