aldus bijgenaamd naar het in Noord-Braband gelegene Oudenboseh, waar hij geacht wordt geboren te zijn, was een geestelijke van het St. Laurentius klooster te Luik.
Als een vervolg op de onuitgegevene kronijk van Janus Stabulanus (dat is : Jan van Stavelo) schreef hij een Chronicon Leodiense, loopende van 1449 tot 1483, welke Chronicon in 1727 in het licht werd gegeven door de Benedictijners van St. Maur.