de, (it. Abruzzo) een het noorderdeel van ’l voormalig koningrijk Napels beslaand, door de Apennijnen gevormd hoogland, hetwelk in het N.W. en W. aan den Kerkelijken Staat, in het N.O. aan de Adriatische Zee, in het Z.
O. aan Apulie, en in het Z. aan de prov. Terra di Lavoro grenst, en het hoogste gedeelte van het apennijnsehe gebergte nitniaakt. Door de rivier Pescara en den Monte Elvino wordt het in 5 districten gedeeld : Abruzzo cileriore met 524,000 inw., het znidoostel. gedeelte; Abruzzo ulteriore I. met 259,000 inw. en Abruzzo ulteriore II. met 555,000 inw.,het n.weslel. gedeelte. Het land, vol bergen en holle wegen, is niet zeer vruchtbaar, het klimaat gezond; op de veeteelt legt men zich inzonderheid toe, op den akkerbouw weinig. De voortbrengselen zijn : rijst, safraan, olijven. De voorouders der bevolking, tegenwoordig een ontzenuwde, ten deele echter nog roofzuchtige volkstam, zijn de Samniten, Marsen, Sabijnen en Vestijrten geweest. Door hunne ligging en bijzondere gesteldheid vormen de Abruzzen, in een strategisch opzigt, voor het koningrijk Italië een gewigtigen schutsmuur.