een methode van wetenschappelijk onderzoek, gebruikelijk in de Physiologie en de practische Geneeskunde, die v.n.l. bestaat in het bestudeeren der functies van normale en zieke elementen van het levend dierlijk lichaam en verder van de werking van sera, vaccins en geneesmiddelen op dit lichaam als geheel. Daar de functies van zekere organen van het menschelijk lichaam groote overeenkomst bezitten met die van analoge organen bij bepaalde dieren, tracht men door deze methode tot meerdere kennis te geraken van de physiologische en pathologische processen bij den mensch en daardoor middellijk of onmiddellijk den weg te banen voor het doel der Geneeskunde.
De V., weliswaar reeds tijdens Galenus toegepast, vond eerst algemeene toepassing sinds de uitvinding der anaesthetica, der gevoelloosmakende middelen, van middelen die een specifieke werking op bepaalde organen uitoefenen en van de serumtherapie. Verdooving wordt toegepast, eensdeels om zeker te zijn dat geen pijn wordt gevoeld en voor een ander deel- om te verhinderen, dat de proef gestoord wordt door de gevolgen van pijn- of gevoelsindrukken van het proefdier. Bedwelming wordt alleen niet toegepast, wanneer de werking der anaesthetica zelf het resultaat der proeven onduidelijk zou maken. Daarom bezigt men in enkele gevallen curare, dat de eigenschap heeft verlammend op alle spieren te werken, tot op zekere hoogte onder behoud der zintuigelijke gewaarwordingen. Pijnindrukken zijn bij den mensch onafscheidelijk aan psychische functies gebonden; daarom is de pijnperceptie bij dieren — zoo die overal bestaat, wat onwaarschijnlijk is — niet gelijk te stellen aan die bij den mensch en zeker minder intensief. Voorschriften van rijkswege regelen de V. bij het H.
O. in Nederland. In het algemeen wordt zij bij het officieele onderwijs weinig toegepast. Studenten beoefenen haar bijna zonder uitzondering op lagere dieren, met voldoende voorzorgen en steeds onder deskundige leiding. Tal van ontdekkingen op het gebied der Physiologie heeft men uitsluitend aan de V. te danken; eenige der meest bekende zijn: de ontdekking van de specifieke gevoels- en bewegingszenuwen; het beloop der uit het ruggemerg ontspringende zenuwen, de vaatvernauwende en vaatverwijdende zenuwen, de secretorische werking der hersenzenuwen en haar remmenden of versnellenden invloed op de hartswetking; den bloedsomloop; de chylvaten en hun functie; de bepaling van den intraoculairen druk; de afscheidings- en uitscheidingsprocessen; de z.g. „interne secretie” van schildklier, pancreas, enz.In de laatste 40 jaar breidde zich een beweging tegen de V. uit, die in Florence begon en in Engeland zulk een omvang bereikte, dat een wet haar thans in dat land beperkt. Deze beweging gaat hoofdzakelijk uit van leeken. Men stelt zich in de eerste en voornaamste plaats op zuiver ethisch standpunt, plaatst de vergelijkbaarheid van pijnperceptie bij mensch en dier voorop, stelt V. gelijk met dierenmarteling en betoogt dat een handeling, op zichzelf slecht, nimmer te wettigen is door de resultaten, zelfs al leidden deze tot nut voor de menschheid. Godsdienstige overwegingen bleven hier buiten beschouwing, daar geen der meest bekende godsdienstige stelsels, zoomin als eenig weldoordacht wijsgeerig stelsel, de V. verbiedt. De strijd, ingeleid door een principieele overweging, die iedere V. als een onzedelijke daad veroordeelt, een strijd die zich vreemd genoeg niet uitstrekt over luxeverminkingen van paarden en honden en over castratie in de veeteelt, die jaarlijks bij tallooze (in Duitschland b.v. in 1872 ruim elf millioen) paarden, runderen, schapen en varkens en steeds zonder verdooving, veelal door niet-deskundigen verricht wordt, vindt steun in de uitspraken van medici van meer of minder vermaardheid. Deze uitspraken zijn ontleend voor een deel aan de leden der oudere school, anderdeels aan de aanhangers der natuurgeneeswijzen, reeds alleen hierdoor en door zucht tot tegenspraak tegenstanders van wat zij de offcieele geneeswijze noemen.
Niet steeds zijn alle citaten in het juiste verband geplaatst; soms heeft men vaststaande feiten ontkend. Onder de tegenstanders vindt men geen bekend physioloog, gcc.i , er jongere vakgeleerden van naam, omdat bij dezen de onontbeerlijkheid der V. als onderzoekingsmethode een feit is, boven bedenking verheven. De V. maakt de tegenwoordige behandeling van bepaalde zenuwziekten, het myxoedeem, cretinisme, de pokken, hondsdolheid, croup, diphtherie, tetanus, vlekziekte, in het algemeen de serumtherapie mogelijk, en deed verschillende operatiemethoden voor buikorganen, nieren, hersenen e.d. van bewezen nut algemeene toepassing vinden. Zij voerde tot de kennis van praeparaten, onmisbaar bij de wondbehandeling, de oogheelkunde e.d. Sommige subtiele operaties in de hersen-, buik-, oogchirurgie, zouden ongeoorloofd zijn zonder voorafgegane oefening op levende dieren.
Tegenover deze argumenten der voorstanders van V. wordt het volgende aangevoerd :
Verdooving. Men zegt dat deze meer dient om het publiek dan om de dieren te verdooven, daar ze vaak onvolledig en zonder zorg geschiedt, ten gerieve van den proefnemer of omdat (Engeland) de wet het voorschrijft. Zij is niet toe te passen bij de meest voorkomende vormen van V., n.l. bij het door inenting ziek maken van dieren, omdat het niet mogelijk is die verdooving dagen en weken achtereen te doen voortduren; evenmin kan men door verdooving de naweeën der operaties wegnemen.
Curare. Volgens Claude Bernard en anderen blijft het pijngevoel na toediening van dit verlammend middel niet alleen „tot op zekere hoogte” behouden, maar wordt het lijden er door verhoogd.
Pijngevoel. Dat dit bij dieren minder intensief zou zijn dan bij den mensch is betwistbaar. Zelfs wordt door pro-vivisectionisten (met name prof. dr. Max Flesch) het bestaan van pijngevoel bij lagere dieren als kreeften, oesters, enz. erkend.
Vivisectie wordt in Nederland, behalve door professoren, medici en physiologen, ook door meerdere doctorandi ten behoeve van hun dissertaties verricht. Er is geen grond om aan te nemen dat de „voorzorgen” en „deskundige leiding” ten doel hebben het pijngevoel der dieren te ontzien, zeggen de tegenstanders.
Het moge juist zijn, dat de V. dienstig is geweest tot verschillende ontdekkingen op het gebied der physiologie — dat deze aan haar alléén te danken zijn, is door deskundigen tegengesproken; evenmin kan aangetoond worden, dat langs andere, zedelijk geoorloofde wegen de wetenschap niet evengoed vooruit te brengen ware geweest. Dit is een typisch voorbeeld van een drogreden, want het bewijs daarvan berust bij de bestrijders der V.
Dierenmarteling is onder geen enkel voorwendsel met den geest van het Christendom vereenigbaar, en met de voorschriften van het Boeddhisme nadrukkelijk in strijd, evenals met alle wijsgeerige stelsels, die het beginsel van „broederschap van al wat leeft” erkennen, zooals de theosofie, het humanitarisme, het christen-anarchisme enz. Er is geen godsdienstig noch wijsgeerig stelsel, dat goeden grond geeft, om V. op dieren wel, en op inferieure menschen (laagstaande rassen, idioten, krankzinnigen, misdadigers enz.), niet geoorloofd te achten. Logisch behooren beiden aanvaard, of beiden verworpen te worden. Hier vergeet men weer dat van dierenmarteling geen sprake is.
Strijd tegen V. strekt zich ook uit over dierenmartelingen uit luxe als anderszins. De meeste leiders der anti-V.-beweging zijn tevens vegetariërs en dierenbeschermers, houden er een bijzondere spelling op na en hebben een bepaalde politieke overtuiging.