arteriosclerose, een verharding (dus geen verkalking, maar verlies van elasticiteit met hyaline degeneratie van het bindweefsel) van den vaatwand der slagaderen, vooral ook der kleinere. Het onmiddellijk gevolg van deze aandoening is een vernauwing (soms afgewisseld door plaatselijke uitzettingen) der aangedane slagaderen.
Zij treedt ook onder normale omstandigheden op hoogeren leeftijd op; deze physiologische V. begint reeds na het 50e jaar. Pathologisch komt de V. voor bij verschillende infectie’s en vergiftigingen (misbruik van alcohol, loodvergiftiging, enz.), bij constitutieziekten (jicht, vetzucht, suikerziekte), overmatige geestesinspanning of gemoedsaandoeningen, misschien ook door overmatige voeding (vooral vleeschspijzen). Mannen worden er meer door aangetast dan vrouwen. De taak van het hart wordt door V. zeer bemoeilijkt, daar de weerstand in het vaatstelsel door verlies van elasticiteit zooveel grooter is; dientengevolge ontstaat hypertrophie van de linkerkamer, verhooging van den bloeddruk, harde en gespannen pols. De slagaderen ziet men op sommige plaatsen (meestal het eerst aan de slaap) als gekronkelde strengen verloopen. In alle organen kunnen tengevolge van verminderde voeding veranderingen optreden.
Treedt de V. op in het begin der aorta, dan worden dikwijls de klepvliezen aan de uitgangsopening der linkerkamer mede aangedaan, en ontstaat een hartgebrek (meestal aorta-insufficienlie). Het ouderdomsversterf (seniel gangreen) berust bijna altijd op V. Treedt behalve de verharding ook nog ontaarding op, zoodat in den wand der slagaderen brijachtig verweekte plekken ontstaan, dan spreekt men van atheroom; dit vindt men vooral in de aorta; het geeft veelal aanleiding tot het ontstaan van een verwijding der slagader (aneurysma). Het gebruik van adrenaline (zie aldaar) zou volgens waarnemingen uit den laatsten tijd ook V. kunnen veroorzaken.