of vleeschgezwel; weekvleezige of mergachtige gezwellen, bestaande uit embryonaal weefsel, met sterke neiging tot snelle uitbreiding en een kwaadaardig karakter. Dit laatste verraadt zich in de eerste plaats door den snellen groei, waarbij de natuurlijke grenzen tusschen de verschillende weefsels niet worden geëerbiedigd; verder door het optreden van dochtergezwellen (metastasen) in andere deelen van het lichaam, door het dikwijls -opnieuw' optreden van het gezwel na operatieve verwijdering (recidief), door de ontwikkeling van een toestand van uitputting, kwaadsappigheid of cachexie, evenals dat bij kanker het geval is, enz.
De behandeling der sarcomen die in vele verschillende soorten voorkomen, waarvan de eene een veel gevaarlijker karakter draagt dan de andere, bestaat in een zoo spoedig mogelijk te verrichten grondige operatieve verwijdering.