Darmscheil, een zeer samengestelde plooi van het buikvlies, waarin de vaten, die aan de darmen bloed toevoeren alsmede de chylvaten en zenuwen loopen; aan deze plooi, die van de lendewerveis uitgaat, zijn de dunne darmen als het ware opgehangen. Hoe verder de dundarmlussen van de wervelkolom liggen, des te langer is hun M. en des te grooter dus hun beweeglijkheid.
Het begin van het M. aan de wervelkolom draagt den naam van Radix mesenterii (wortel van het darmscheil). Naar de verschillende deelen van den darm, waaraan het M. zich bevestigt, spreekt men van mesocoecum, mesocolon, mesorectum enz.